De Chi, of levenskracht - over de relatie van de Chinese schilderkunst met het Zen Zien Tekenen. Door Nelleke Metselaar
Frederick Franck verwijst in zijn boeken vaak naar uitspraken van oosterse wijsgeren, uit de boeddhistische of taoïstische traditie. Ik zag dit tot nu toe vooral als mooie, diepzinnige verwijzingen naar waar het bij het Zien-tekenen om gaat. Oosterse wijsgeren kunnen immers vaak in enkele woorden onze aandacht richten op de essentie van het leven. Om die essentie te kunnen zien moeten we onze vooropgezette ideeën afleggen over wat we denken te zien. En dat wist Frederick Franck als geen ander. Mede door deze citaten probeert hij ons te helpen om gewoon maar in contact komen met het leven en te kijken… en kijken….
“Wonderlijk, hoe vreemd,
ik haal water uit de put…
ik draag brandhout…”
Hokoji (8e eeuw)
Zonder dat hij daar zelf melding van maakt in zijn boeken, zie ik een parallel in wat de oude Chinese kunstenaars-filosofen nastreefden in hun schilderingen en het Zen Zien Tekenen van Frederick Franck. Eerst even een kort stukje geschiedenis:
De Chinese schilderkunst - die al in de 6e eeuw is ontstaan - richt zich vooral op de innerlijke beleving van het landschap en de dingen. Bergen en rivieren stromen als gevoelens, bomen klampen zich vast aan harde rotsen of bewegen mee in de wind. De mens, als die wordt weergegeven, is altijd onderdeel van het landschap en de natuur, en gaat daar helemaal in op. Hij is vaak zelfs een heel nietig onderdeel: kijk maar eens naar de minieme weergave van de mensen, dieren en huisjes in de enorme landschappen op de scrolls. Chinese landschapsschilders maakten vaak lange wandelingen in de natuur om de levenskracht van de natuur aan den lijve te voelen voor ze hun kwast ter hand namen.
De westerse landschapsschilderkunst ontstond pas veel later, na de Renaissance (15e eeuw), toen wetenschappers en kunstenaars zich losmaakten van de invloed van de kerk. Men ging vooral de waarneembare werkelijkheid bestuderen en ontwikkelde een wetenschappelijk wereldbeeld (Copernicus, Kepler). Het nauwkeurig onderzoeken, indelen en meten maakte echter dat men zich losmaakte van de natuur. Het leidde tot een dualistische levenshouding: het goddelijke werd tegenover de materie geplaatst, goed tegenover kwaad, en de mens tegenover de natuur. Het dualisme ontwikkelt zich de eeuwen erna verder waarbij de gemeten werkelijkheid steeds belangrijker wordt dan de ervaren werkelijkheid. In de kunst heeft deze houding geleid tot het overheersende 1-punt-perspectief, dat de kunstenaars de middelen gaf om de zichtbare werkelijkheid te meten en weer te geven. Ook de landschapschilderkunst hield zich bezig met het weergeven van het zichtbare landschap – altijd vanuit één bepaald standpunt. Men keek naar de dingen als het ware ‘door een raam’.[2]
Bij de Chinese landschapsschilderingen is zo’n kader afwezig. Er is een verhaal waar je in meegenomen wordt, of je wordt onderdeel van de krachten in de natuur die de schilder weergeeft. Een centraal perspectief ontbreekt vaak. Dat past bij de visie van de oude filosofen dat er altijd meer perspectieven zijn, dat de werkelijkheid veranderlijk is en nooit eenduidig. De zichtbare werkelijkheid is zelfs schijn, want daarachter is de leegte. Vanuit die grote leegte doemen de dingen op en keren de dingen weer terug, als één grote levensbeweging waarbij alles, ook mens en natuur, van elkaar afhankelijk is. Vanuit die filosofie laat men ook veel ruimte in de schilderingen: alleen zo kan de levenskracht, de chi, erin zichtbaar blijven en ‘ademen’. De schilderingen konden voor de toeschouwer zo zelfs eenzelfde functie hebben als een wandeling in de natuur.
In de teksten van Frederick Franck herken ik de drang om levenskracht te voelen en weer te geven in zijn tekeningen. Hij hechtte niet aan het precies tekenen van de uiterlijke vormen. Hij geeft vaak af op het meten en vergelijken - dat afstand schept in plaats van nabijheid - en richt zijn aandacht op het opgaan in de dingen. Hij wil letterlijk in zijn eigen lijf de levenskracht voelen van de dingen, bloemen, dieren of mensen. Daarbij vertrouwt hij er voor de uiteindelijke tekening wel op ‘dat zijn hand doet wat zijn oog ziet en wat het hart voelt’.
“Dit is niet de eerste appelboom die ik teken, misschien de duizendste. Terwijl mijn pen de stam streelt, voel ik hoe het sap vanuit de wortels door die stam heen omhoogstijgt naar de uitgespreide armen van de takken. Ik voel in mijn tenen hoe de wortels zich diep in de aarde graven, voel in de spieren van mijn romp het opwaarts streven, het zich wenden en keren, het zich uitstrekken, het tasten, de worsteling met de elementen. In mijn armen voel ik hoe de takken zich loswrikken van de ouderlijke stam, hun eigen weg vinden, tegen alle weerstanden in, naar de zon toe. Mijn vingers worden de ranke uitlopers die de hemel verkennen.” (Frederick Franck in ‘De Zen van het Zien’, pag. 50)
“Er is geen ‘hoe teken je dieren’. Om een paard geloofwaardig te tekenen moet je gewoon paarden tekenen tot je praktisch een paard geworden bent…” (Frederick Franck)
De grote betekenis die Frederick Franck hecht aan de bewogenheid van ‘het hart’ als misschien wel de essentie van het Zen Zien Tekenen, zag ik steeds vooral in het diep contact maken met de dingen. Waaruit verwondering kan ontstaan of een gevoel van eenheid, als zelfs je je kleine ‘ik’ heel eventjes wegvalt… Maar ik merk zelf ook dat ik langzamerhand steeds meer bezig ben met het zien en voelen van de kracht en de beweging van de Dingen die ik teken, in plaats van de verschijning alleen. Dat leidt vaak tot een vrijere en spontanere lijn van de essentie. Door het inkijkje in de oude Chinese schilderkunst realiseer me nu dat ‘tekenen met het hart’ van Frederick Franck niet alleen gaat over de verbondenheid, maar ook over het voelen en zien van die levenskracht, de chi, in alle dingen. Een visie die hij zoals ik nu zie, gemeen heeft met de oude Chinese filosofen-kunstenaars, bij wie hij zich zo vertrouwd voelt…
Nelleke Metselaar
Zie ook: Zen Zien Tekenen en de Chinese schilderkunst (2)
[1] Colleges ‘Interculturele filosofie’ van filosoof Arthur ‘d Ansembourg, Vrije Academie
[2] De hedendaagse kunstenaar David Hockney zet dit 1-puntperspectief op losse schroeven. Hij zegt dat dit in feite niet onze beleving van de werkelijkheid weergeeft, waarbij je al rondkijkend immers voortdurend meer perspectieven inneemt. (Zie films op You-tube).